Het is laat in de middag als ik besluit nog even bij mevrouw De Wit te gaan kijken.
Vier dagen geleden is haar man plotseling overleden.
Mevrouw woont niet ver bij mij vandaan en ik fiets er in een kwartier naartoe. Het is prachtig weer. Als ik heb aangebeld duurt het even voordat wordt opengedaan. Als mevrouw de deur opendoet, oogt ze wat slaperig. ‘Oh Alien, ik had je niet verwacht, wat fijn dat je er bent. Ik deed nog even een dutje samen met mijn man. Dat klinkt wel heel raar, maar we deden vaak aan het eind van de middag een klein dutje samen en nu hij hier nog in huis is …’ Ze maakt haar zin niet af en er rollen tranen over haar wangen. Ze herpakt zich snel en vraagt ‘Koffie?’
We zitten aan de koffie. Meneer ligt vlak naast ons. Het is alsof hij ieder moment kan opstaan en een kopje zou kunnen meedrinken. Ik zie aan mevrouw dat zij hetzelfde denkt. Enigszins hoopvol kijkt ze naar haar man die opgebaard ligt, goed verzorgd en met een vredige uitstraling. Hoe wrang ook, de meeste overleden personen hebben een vredige uitstraling. En dat is fijn, want vaak het helpt dierbaren er vrede mee te hebben. Geen pijn meer, of in dit geval geen lang ziekbed in het verschiet, al is het moeilijk te verkroppen voor mevrouw dat de dood van haar man zo onverwacht kwam. Geen vaarwel en geen ‘ik ga je missen’ of ‘wat hadden we het fijn samen’. Juist ook daarom is na de dood afscheid kunnen nemen zo belangrijk.
De kinderen van mevrouw waren eergisteren heel stellig: ‘Papa wordt in het uitvaartcentrum opgebaard, anders is het voor jou nog veel moeilijker mama.’ Ik zag aan de reactie van mevrouw dat zij twijfelde. Ik liet het even rusten en op een later moment vroeg ik nog een keer wat de wens was. Opbaren in het uitvaartcentrum of thuis? De kinderen waren weer stellig, maar toen ik het aan mevrouw vroeg, zei ze ‘Tja, ik weet het niet. Als hij weg is dan is hij écht weg. Dan moet ik de deur uit om hem nog te zien. Maar ik vind het ook wel een beetje spannend om hem hier te houden.’
‘Laten we het anders zo doen,’ stelde ik voor: ‘we baren uw man thuis op en dan kom ik morgen aan het eind van de dag terug om te horen of u het zo wilt laten of dat we hem alsnog wegbrengen.’ ‘Kan dat?’ vroeg mevrouw verbaasd. ‘Jazeker, u kunt het afscheid maar één keer doen, dus als dat betekent dat we meneer morgen alsnog verhuizen, dan kan dat.’
Toen ik de volgende dag weer langskwam om nog een aantal zaken te bespreken met mevrouw en de kinderen, bleken zij blij te zijn dat hun vader thuis was. Elk kind had afzonderlijk in alle rust afscheid van hem kunnen nemen. Hij hoorde er voor nu eigenlijk gewoon nog een beetje bij.
Na de koffie maak ik aanstalten om naar huis te gaan. Mevrouw reageert verrast: ‘Ik dacht dat je langskwam omdat er nog iets geregeld moest worden?’ Als ik zeg dat ik gewoon even kwam kijken hoe het met haar gaat, wordt ze weer even emotioneel. ‘Wat vind ik dat nou lief van je! Ik ben blij dat je er morgen bij bent en ik me nergens druk over hoef te maken.’ Nu moet ik zelf ook even slikken, het doet me goed dit te horen.