Het zijn mijn beginweken als uitvaartverzorger. Vanaf de dorpskerk loop ik in wandeltempo voor een lange stoet uit, richting begraafplaats.
Achter mij trekken drie jonge pubers de rijdende baar met de kist waarin hun overleden grootmoeder ligt, de jongere kleinkinderen lopen er naast en achter. Daarachter slingert de lange rouwstoet van kinderen en kleinkinderen, zussen en broers, neven en nichten, buren en vrienden zich door het dorp. Wat mooi, dat zoveel mensen om haar geven en hun respect tonen, denk ik, terwijl ik in de verte het haantje van de kerktoren achter de kastanjebomen zie verschijnen. Dan hoor ik ineens iemand roepen. Het is de oudste zoon van de overledene: “Alien, we lopen hier niet in Nijmegen!” Ik krijg een kleur en pas meteen mijn tempo aan.
Sinds deze gebeurtenis sta ik elke keer weer even stil – niet letterlijk maar figuurlijk – bij mijn looptempo, als ik vooropga in de rouwstoet. Ik kijk een keertje extra achterom: ga ik niet te snel? Is de rouwauto nog vlak achter mij? Kan iedereen volgen? Gelukkig is dat altijd het geval, en als ik iets te veel of te weinig ruimte zie ontstaan, pas ik mijn gang aan.
Als uitvaartverzorger bij het vertrek van de rouwstoet van het huis naar afscheidslocatie of van de kerk naar begraafplaats een paar meter voor de rouwauto uitlopen, heet voorlopen. Echter, wanneer de nabestaanden dit niet willen, stap ik bijvoorbeeld in bij de rouwchauffeur en zorg dat ik uit het zicht ben. Ook snel ik in dat geval wel eens te voet vooruit naar de volgende locatie, om bijvoorbeeld met de medewerkers van het crematorium te controleren of alles daar in orde is of met de koster van de kerk na te lopen of er niets ontbreekt.
Zo bleek een keer na mijn aankomst bij de kerk dat de bestelde dragers van de kist nog niet waren gearriveerd. Na een telefoontje bleken de zes mannen bij de protestantse kerk verderop in het dorp te wachten, in plaats van de katholieke. Ik heb ze uitgelegd waar ze moesten zijn en toen de rouwstoet eenmaal was gearriveerd, stonden de dragers keurig en kalm klaar. En zo komt mijn hoge Vierdaagse-wandeltempo soms toch best goed van pas.